Bij het opleiden en rijden van paarden is het van belang dat je weet wat voor vlees je in de kuip hebt. Ofwel, voor welk doel is het paard gefokt? Wat zegt het exterieur van het paard over zijn/haar fysieke vermogens? Wat is het karakter van het paard? Gemiddeld is een paard rond het 8e levensjaar mentaal ontwikkeld! Tot die tijd moet je als ruiter rekening houden met wisselend humeur en gedragsveranderingen. Vanaf het 8e jaar wordt een paard mentaal stabieler en zal je merken, dat het minder onvoorspelbaar is geworden. Wat zijn de zwakke punten, wat zijn de sterke punten? Geef je het paard de juiste beweging? Paarden die hoog in het bloed staan hebben vaak baat bij een goede galop voorafgaand aan de dressuur en/ of springtraining. Gevolgen van een gebrek hieraan kunnen zijn: concentratie -
Ook kunnen er problemen ontstaan als je als ruiter niet kunt voorzien in de behoefte van het paard wat betreft fokrichting, b.v. een springpaard kan prima dressuur matig gereden worden als er ook zo nu en dan mee gesprongen wordt. Het ene paard houdt ervan om lang en intensief te werken, het andere paard vindt juist korte sessies fijn; de een houdt van regelmaat, de ander juist van een uitdaging. Allemaal aandachtspunten, die je als ruiter moet meenemen in je training.
Om als ruiter je paard fysiek en mentaal zo gezond mogelijk te houden/ krijgen is het goed om de training zo afwisselend mogelijk te maken. Conditietraining tijdens een stevige buitenrit om hart en longen te trainen zorgt indirect ( maar minstens zo belangrijk) ook voor een voldaan gevoel. Dressuurmatige training is voor de balans, controle en kracht in de spieren heel belangrijk. Zo nu en dan een sprongetje is fijn voor de afwisseling, maar ook van belang voor de ontwikkeling van de motoriek van het beenwerk (denk aan behendigheid, balans en snelheid). Ook CORRECT longeren is goed om onbelast te werken aan uithoudingsvermogen en recht richten.
Bij het beleren van het jonge paard moet men met twee belangrijke aspecten rekening houden: ten eerste de ligging van het zwaartepunt van het paard en ten tweede de natuurlijke scheefheid van het paard.Van nature loopt een paard voor ongeveer 60 % op de voorhand. Op het moment dat wij als ruiter op het paard gaan rijden verleggen we het zwaartepunt. Hierdoor ontstaat er een disbalans. En het extra gewicht van de ruiter komt daar nog eens bij! Daarnaast is ieder paard van nature scheef. Vergelijk het maar met links-
Het eerste doel bij het berijden van een jong paard is dan ook: het vinden van een nieuw evenwicht en het recht richten. De grote vraag: hoe doe je dat?
Wat vaak in eerste instantie opvalt bij een jong paard is de onregelmatigheid in tempo. Het ene paard gaat ‘rennen’, het andere paard is juist heel traag. Ook zie je vaak het zoeken naar het juiste tempo: hard, zacht, hard, zacht. Allemaal een teken van disbalans. Heel belangrijk dus om mee te beginnen : tempocontrole. Regelmaat in tempo, goed reageren op een beenhulp, snel terug komen op een remmende hulp. Daarmee krijgt het paard al een groot deel terug van zijn balans.
Om ervoor te zorgen dat het paard zijn gewicht zoveel mogelijk verdeelt over vier benen is het recht richten ontzettend belangrijk. Een paard blijft altijd een voorkeur houden voor een kant, maar je kunt dat als ruiter proberen te minimaliseren. Helaas komt het maar al te vaak voor dat ruiters ( onbewust) met hun houding meegaan in de natuurlijke scheefheid van hun paard, waardoor de mate van scheefheid dus wordt verergerd. Als ruiter dus de taak goed te letten op de juiste gewichtsverdeling, het verticaal goed in balans zitten, en vooral: het paard zo min mogelijk belemmeren in zijn beweging!
Makkelijker gezegd dan gedaan!
Hoe herken je de natuurlijke scheefheid ven een paard?
De natuurlijke scheefheid van een paard kun je vanaf de grond en tijdens het longeren of het vrij bewegen van een paard al herkennen. Staande naast het paard kun je zien of het links-
Op het paard kun je het herkennen aan een scheve/ slechte aanleuning ( hangen op de ene hand en geen contact op de andere ), het kantelen van het hoofd, het naar een kant scheefzakken van de ruiter of steeds gaan lichtrijden op het zelfde been . Dit laatste behoeft enige uitleg. Het been waarop je lichtrijdt wordt bij het neerzetten op de grond extra belast door het neerdalende gewicht van de ruiter. Wanneer dat voor het paard pijnlijk is zal het in het vervolg proberen je op het andere been te laten beginnen met lichtrijden door een klein tussenpasje/ huppeltje te maken. Moeilijk inbuigen naar de ene kant en makkelijk naar de andere is ,denk ik, voor iedereen herkenbaar. Maar slecht in willen buigen kan zeker ook een gevolg zijn van een slecht passend zadel! Ook al is een zadel in eerste instantie op maat gemaakt vergeet niet om het minimaal 1 keer per jaar te laten controleren door een goede zadelmaker want zeker bij een jong paard verandert de bespiering snel! Ook in de verkeerde galop aanspringen of overkruist gaan kan het gevolg zijn van de natuurlijke scheefheid.
Als het paard rechter loopt en zijn gewicht beter kan verdelen over alle benen zal het vanzelf gaan nageven en het contact met de ruiterhand gaan zoeken. Heb geduld! Als het paard namelijk zover is, gaat het bijna vanzelf en zal je de aanleuning ook niet zo snel weer kwijt zijn. Het eerste doel is bereikt!
Van hieruit kun je de training vrij snel gaan opbouwen en gaan denken aan zijgangen en meer oprichting.
Tot zover dit artikel. In een volgend artikel zal ik dieper op bepaalde oefeningen en of problemen ingaan.
Instructie
© 2018 Stal de Brink | Huisregels | Privacybeleid
Stal de Brink
Oosteinderweg 559 achter
1432 BL Aalsmeer
Tel: 0618439320
E-
Of gebruik het contactformulier
Contact
Afmelden
Afmelden van een gereserveerde les
kan alleen per e-
E-